EET SPORTIEF

Home > Bibliotheek > Autocontrole

Autocontrole

Ria Vanderstraeten
Sports Nutrition Consultancy

Wat? Waarom?

Lights

Met de term 'autocontrole' wordt het geheel van maatregelen bedoeld die door de sportkantine genomen moeten worden om ervoor te zorgen dat de producten in alle stadia van de productie, verwerking en distributie voldoen aan de wettelijke voorschriften inzake voedselveiligheid, kwaliteit, traceerbaarheid en meldingsplicht.

 

De doelstelling van autocontrole

Alle mogelijke gevaren die men kan tegenkomen doorheen het productie-, transformatie-, en distributieproces op een zinvolle en realiseerbare manier beheersen. Dit geheel planmatig aanpakken noemt men het hebben van een autocontrolesysteem en is een wettelijke verplichting voor elke sportkantine.

 

Wat betekent dit voor de sportkantine?

Wie als sportkantine een autocontrolesysteem heeft voldoet aan de regelgeving van de goede hygiënepraktijken.

Dit omvat

  • voldoen aan de 12 basisregels van de goede hygiënepraktijken,
  • een meldingsplicht met versoepelde traceerbaarheid,
  • een ingangsregister,
  • en een versoepeld HACCP-systeem (Hazard Analysis and Critical Control Points).

Indien er in de sportkantine enkel voorverpakte en/of niet bederfelijke levensmiddelen verkocht worden, volstaat het in de praktijk brengen van de 12 basisregels van de goede hygiënepraktijken. Indien de kantine niet-voorverpakte, bederfelijke levensmiddelen verkoopt, is het versoepelde HACCP-systeem van kracht.

 

Een versoepelde traceerbaarheid voor de sportkantine

Een traceerbaarheidssysteem hebben is wettelijk verplichting (KB 14/11/2003). Elke sportkantine moet in staat zijn om een voedingsmiddel door alle stadia van productie, bewerking en verdeling te traceren en te volgen. Men moet ook beschikken over een ingangsregister om aan te tonen dat de ontvangst van de goederen correct gebeurde.

 

Meldingsplicht

Iedere uitbater van een sportkantine, -cafetaria of -bar is wettelijk verplicht (MB 22/01/2004) om het FAVV onmiddellijk op de hoogte te brengen wanneer hij/zij overtuigd is of redenen heeft om te vermoeden dat een product dat hij/zij ingevoerd, geproduceerd, bewerkt of verhandeld heeft, schadelijk kan zijn voor de gezondheid van mens, dier of plant.